Nederland
Het Nederlandse leger had slechts 100 vliegtuigen en geen tanks. Na 5 dagen, op 15 mei 1940, en een zwaar bombardement op Rotterdam gaf het Nederlandse leger onder leiding van generaal Winkelman zich over aan Duitsland. Alleen in Zeeland werd nog vier dagen doorgevochten door Franse en o.a. Marokkaanse soldaten.
De Nederlandse regering vluchtte naar Engeland. Daar probeerde de regering onder leiding van Koningin Wilhelmina zoveel mogelijk de Nederlanders te steunen en het verzet te helpen via berichten van Radio Oranje.
Veel Nederlandse soldaten werden krijgsgevangen gemaakt, maar werden snel weer vrijgelaten. Het begin van de Nederlandse bezetting was rustig, maar langzaam maar zeker verhardde de situatie. De Duitse bezetter schakelde in Nederland alle politieke instituten en partijen uit en er kwam perscensuur. De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) was nog de enig toegestane politieke partij in Nederland. Zij werkten samen met de Duitse bezetter.
Verzet en vervolging
Duitse maatregelen leidden langzaam maar zeker tot beginnend Nederlands verzet. Deze was nog niet goed georganiseerd. Het verzet bestond voornamelijk uit sabotageacties en later uit hulpverlening aan onderduikers (mensen die wilden ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling en joden).
Ook de Jodenvervolging werd steeds erger. Vanaf 1941 begonnen de Duitsers in Nederland met de organisatie van ‘de vernietiging van het Joodse volk.’.
120.000 Joden werden opgepakt en via kamp Westerbork op transport gezet naar concentratiekampen in Polen en Duitsland. Ongeveer 105.000 joden stierven, en ongeveer 5.000 keerden terug. Behalve joden waren ook zigeuners en jehova getuigen het slachtoffer van vervolging door de Duitsers.
Toen het steeds slechter ging met de Duitse oorlogsmachine in 1943 hadden de Duitsers meer arbeidskrachten nodig om de oorlogsindustrie draaiende te houden. De Duitsers verplichtten Nederlandse mannen vanaf een bepaalde leeftijd om in Duitsland te werken.
Veel mannen doken onder op het platteland. Ook de verzetsdaden namen toe, waardoor de Duitse terreur ook toenam.
De bevrijding
Vanaf 1944 leek een Duitse nederlaag onvermijdelijk. In oktober 1944 werd Zuid-Nederland bevrijd. De opmars naar het noorden van geallieerde legers onder leiding van de Amerikanen ging steeds langzamer na de pijnlijke Slag om Arnhem.
De noordelijke provincies hadden begin 1945 nog te maken met de hongerwinter. Deze was ontstaan door de spoorwegstaking na een oproep van de Nederlandse regering in Londen en door de Duitse blokkades van de binnenscheepvaart. Toch kon de geallieerde opmars niet meer worden tegengehouden. Dit leidde tot de uiteindelijke bevrijding op 5 mei 1945.
Dit artikel is onderdeel van het artikel: “Nederland en Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog”