Auteur: Jeroen Thijssen
Midden in de bossen van de Veluwe, in de buurt van Vierhouten, overleefde een honderdtal joden de Tweede Wereldoorlog in barakken en hutten – met hulp van de ondergrondse en dankzij het zwijgen van de lokale bevolking. Tonnen voedsel sleepte het verzet op fietsen over mulle zandpaden naar het kamp. Butagasflessen, kolen en bouwmaterialen kwamen op boerenkarren. Maar het bosleven was zwaar en primitief, en het gevaar van ontdekking en deportatie legde grote druk op de onderduikers en hun helpers. Toch hadden deze onderduikers het veel beter dan ‘stadse’ joden – en dat wisten ze. Het leven was hard in koude winters onder de grond, maar het had ook de voordelen van de buitenlucht, van enige bewegingsvrijheid, van het gevoel het leven nog een beetje in de hand te hebben. Het dorp bleef ruim anderhalf jaar lang verborgen. Het overleefde de razzia’s van Duitse troepen, heimelijke speurtochten van de Sicherheitsdienst en Nederlandse, foute, politiebeambten. Maar op 29 oktober 1944 ging het mis: twee wandelende SS-ers ontdekten het kamp. Een haastige ontruiming volgde, de meeste bewoners ontkwamen, op een achttal na. Zij moesten hun eigen graf graven en werden standrechtelijk geëxecuteerd, een zesjarig jongetje als laatste. Jeroen Thijssen interviewde in Israël en Nederland de laatste overlevenden en reconstrueerde de geschiedenis van ‘het verborgen dorp’ aan de hand van deze persoonlijke getuigenverklaringen.