Auteur: Carina Smit
In deze familiekroniek beschrijft de auteur – wisselend in de eerste en derde persoon – over haar ouders en familie, broers en zussen en over de herinneringsmuur in Israel waar zij die joden hielpen in de Tweede Wereldoorlog, worden geeerd. Als zodanig is het een tijdsdocument, geschreven door iemand die nu waarschijnlijk begin zeventig is en die het aan herinneringen aan de generatie voor haar niet ontbreekt. Het is vooral een document over minder gegoede mensen uit de Botshol, Ouderkerk aan de Amstel en ook aan Amsterdam, waar de vader met een eiermand kippen en eieren aan vooral ook joodse mensen trachtte te slijten en onbedoeld maar welgemeend ook tot helper van onderduikers werd. Na enige tijd went de schrijfstijl en weet het boek de lezer te boeien zonder echter een moment van grote spanning op te roepen. J.T.G. Maas
April 1943, hij staat vroeg op. Zijn eiermand staat klaar op tafel, ook vandaag gaat hij naar de Transvaalbuurt in Amsterdam om zijn eieren, kippetjes en kaas te verkopen. Maar vandaag zal het een andere dag worden, dat weet hij en hij niet alleen. Vanuit Ouderkerk aan de Amstel loopt hij langs de Amstel. Het is stil in deze Joodse wijk, van de ene op de andere dag zijn hele families verdwenen.
‘s Avonds is de spanning groot, te groot, het gezin wacht. Het avondeten is voorbij, er heerst een beklemmende stilte, alleen de kleine Suzanne kraait in de box. Eindelijk klinken er voetstappen op het erf, hij zegt niets, en zet de zware eiermand op tafel.
Het is gelukt, Ja, het is gelukt!