De Loopgravenoorlog (1914-1918)
De Duitsers gebruikte loopgraven voor het eerst in 1914 na de Slag bij de Marne. Ze groeven zich in om zich te beschermen zonder het veroverde gebied te verliezen. De geallieerden moesten wel volgen en zo werden de loopgraven een overheersend tactisch aspect van de Eerste Wereldoorlog. Het resultaat hiervan was dat geen enkel land enorme terreinwinst behaalde maar wel enorme verliezen incasseerden.
De omstandigheden in de loopgraven waren vreselijk. Ze stonden vaak vol water en zaten vol ratten, luizen en vlooien. Het was er koud en veel soldaten kregen last van loopgravenvoeten (het afsterven van de voeten als ze te lang in koud water zitten). In 1916 lagen er loopgraven met een totale lengte van maar liefst 31.000 kilometer!
Dit artikel is onderdeel van het artikel: “Hoe is de Tweede Wereldoorlog ontstaan?”